Learn Dutch Vocabulary: People

DutchEnglishDutchEnglish
De mens(en)Human, person (people)Het kindChild
De tienjarige etc.The ten year old etc.De 65-plusserPensioner
De gepensioneerdePensionerDe leeftijdAge
Van middelbare leeftijdMiddle agedDe juffrouw (jong en ongetrouwd)Miss, young woman (unmarried)
De heerMan, gentlemanDe dameLady
Dames en herenLadies and gentlemenDe meneerMan, gentleman, sir, Mr.
De mevrouwWoman, lady; madam, Mrs.De jongenBoy
Het meisjeGirlDe jeugdYouth (collective)
De jongeluiYoung peopleDe burenNeighbours
De buurman, -vrouwNeighbourDe weduweWidow
De weduwnaarWidowerDe baby (pl. –‘s)Baby
De kinderwagenPramDe kinderkamerNursery
De wiegCradleHet slaapliedjeLullaby
De luierDiaperDe fopspeenPacifier
Het babypoederBaby powderDe tweelingTwin
De drielingTripletHet enige kindOnly child
De ongehuwde moederSingle mom, unmarried motherDe peuter/kleuterToddler
De peuterspeelzaal, crècheKindergarten, daycare centreDe kleuterschoolKindergarten
De kleuterleidsterKindergarten teacherDe speeltuinPlayground
Het speelgoedToys (collective)Een stuk speelgoedA toy
Het voorgeslachtAncestors, forefathersDe vooroudersAncestors, forefathers
Het nageslachtDescendantsDe voornaamChristian, first name
De achter-, familienaamSurnameHetenTo be called
Noemen (naar)To call, to name (after)De bijnaamNickname
Het adresAddressHet gevoel (pl. -ens)Feeling
Het zintuigSenseHet gelukHappiness; luck
De vreugdeJoyBlijGlad, happy
DroevigSadOpgewondenExcited
GedeprimeerdDepressedDe liefdeLove
Houden vanTo loveDe vriendFriend; boyfriend
De vriendinFriend; girlfriendDe verloofdeFiancé(e)
VerloofdEngagedVerkering hebben metTo be in love with s.o.
Verliefd zijn opTo be in love withDe verhoudingRelationship, affair
Kussen, zoenenTo kissDe kus, de zoenKiss
MoeTiredVermoeidWeary
De vermoeidheidTiredness, wearinessUitputtenTo exhaust
UitgeputExhaustedBezorgdWorried
GastvrijHospitableVriendelijk (tegen)Friendly (towards)
AardigNice (of people)EgoïstischSelfish
De slaapSleepSlapenTo sleep
DromenTo dreamDe droomDream
De nachtmerrieNightmareWakker wordenTo wake up (int.)
Wakker makenTo wake up (tr.)In slaap vallenTo fall asleep
OpstaanTo get up; stand upWel te rustenSleep well, good night

Learn Dutch | Dutch grammar | Dutch vocabulary | Dutch for beginners | Dutch pronunciation

Can you make 5 sentences with these Dutch words? Post your answers in the comments below this Youtube video >

Dutch Course Eindhoven TeacherTeacher Philippe

Learn Dutch pdf

Learn-Dutch-Academy-Youtube-subscribe

Learn Dutch by Yourself:

Learn Dutch with us!

Enrol in our next Online Dutch Course >
Dutch Course Eindhoven TeacherTeacher Philippe

Share this page with your friends and colleagues >