Learn Dutch vocabulary: The human body

DutchEnglishDutchEnglish
Het hoofdHeadHet voorhoofdForehead
Het haarHairHet gezichtFace
Het oogEyeHet ooglid (pl. -leden)Eyelid
De wimperEyelashDe wenkbrauwEyebrow
De neusNoseHet oorEar
De mondMouthDe lipLip
De tandToothDe kiesMolar
Het tandvleesGumsDe kaakJaw
De tongTongueDe kinChin
De wangCheekDe keelThroat
De baardBeardDe snorMoustache
De halsNeck (front)De nekNeck (back)
Het (jeugd)puistjePimpleDe (steen)puistBoil
De mee-eterBlackheadDe wratWart
De (zomer)sproetFreckleDe maagStomach
De buikBellyDe navelBellybutton
De handHandDe vingerFinger
De duimThumbDe wijsvingerIndex finger
De middelvingerMiddle fingerDe ringvingerRing finger
De pinkLittle fingerDe vingertopFinger top
De (hand)palmPalmDe nagelNail
De muisBall of the handDe schouderShoulder
De armArmDe onderarmForearm
De elleboogElbowDe polsWrist
De polsslagPulseDe borstChest; breast
De boezemBosomDe middelWaist
De tailleWaist (narrowest part)De heupHip
De ingewandenIntestines, innardsDe dikke darmLarge intestine
De dunne darmSmall intestineDe blindedarmAppendix
De leverLiverDe nierKidney
De blaasBladderDe galblaasGallbladder
De klierGlandDe schildklierThyroid gland
De longLungHet beenLeg
De dijThighHet scheenbeenShinbone, tibia
De knieKneeDe kuitCalf
De enkelAnkleDe voetFoot
De zoolSoleDe hielHeel
De teenToeHet skelet, geraamteSkeleton
De schedelSkullDe rugBack
De ruggengraatBackbone, spineHet botBone
Het mergMarrowDe ribRib
De spierMuscleHet achterwerk, de billenBottom
De kontArse, bumHet hartHeart
De aderVeinDe spataderVaricose vein
De slagaderArteryHet bloedBlood
De zenuwNerveDe peesSinew
De hersenenBrainsHet lidLimb; penis
De ledematenLimbsDe rimpelWrinkle
De scheidingPartingDe ponyFringe
De vlechtPlaitDe bakkebaard(en)Sideburn(s)
De paardenstaartPonytailKrulligCurly
De krulCurlDe kruinCrown (of the head)
Het haarstukHair piece, toupeeHet gelaatCountenance
De pupilPupilHet verhemeltePalate
Het verhemelte, gehemeltePalateDe mondholteOral cavity
De stembandenVocal cordsDe slokdarmGullet, esophagus
De bloedsomloopCirculationHet zenuwstelselNervous system
De slaapTempleDe oorlelEarlobe
De amandelenTonsilsDe vingerafdrukFingerprint
InslikkenTo swallowZich verslikkenTo choke on s.t.
Zijn neus snuitenTo blow one’s noseFronsenTo frown, wrinkle one’s brow
KnipogenTo winkVoelenTo feel
ZienTo seeProvenTo taste (tr.)
HorenTo hearKnikkenTo nod
KauwenTo chewGapenTo yawn
AdemenTo breatheHoestenTo cough
NiezenTo sneezeBoerenTo burp, belch
Neuken, naaienTo fuckDe ademBreath
Het speekselSalivaHet oorsmeerEar wax
Het snotSnotDe urineUrine
De pisPissDe uitwerpselen (pl.)Excrement
De poepPooDe strontShit
Het zweetSweatDe boerBurp
De traanTearHuilenTo cry, weep
PlassenTo piddle, peeEen plasje doenTo piddle, pee
PoepenTo pooNaar de wc gaanTo go to the toilet
Een kleine boodschap doen, plassenTo do number oneEen grote boodschap doen. poepenTo do number two
De bips het gatBottom, bootyDe vagina, kut, poesVagina, kunt, pussy
De penis, plasser, piemelPenis, dick, willyLangTall
KortShortDikFat
Mager, dunThinMooiPretty, beautiful
LelijkUglyKaalBald
VetGreasy (of hair)RimpeligWrinkled

Learn Dutch | Dutch grammar | Dutch vocabulary | Dutch for beginners | Dutch pronunciation

Can you make 5 sentences with these Dutch words? Post your answers in the comments below this Youtube video >

Dutch Course Eindhoven TeacherTeacher Philippe

Learn Dutch pdf

Learn-Dutch-Academy-Youtube-subscribe

Learn Dutch by Yourself:

Learn Dutch with us!

Enrol in our next Online Dutch Course >
Dutch Course Eindhoven TeacherTeacher Philippe

Share this page with your friends and colleagues >